< 1 Korinthiërs 6 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
1)Durft iemand van ulieden, die een zaak heeft tegen een ander, te recht gaan voor de onrechtvaardigen,3) en niet voor de heiligen?1)2)
2)Weet gij niet, dat de heiligen de4) wereld oordelen zullen? En indien door5) u de wereld6) geoordeeld wordt, zijt7) gij onwaardig de minste8) gerechtzaken?
3)Weet gij niet, dat wij de engelen9) oordelen zullen? Hoeveel te meer de zaken, die dit leven aangaan?
4)Zo gij dan gerechtzaken hebt, die dit leven aangaan, zet die daarover, die in de Gemeente10) minst geacht zijn.11)
5)Ik zeg u dit tot schaamte. Is er dan alzo onder u geen, die wijs is, ook niet een, die zou kunnen oordelen tussen zijn broeders?12)
6)Maar de ene broeder gaat met den13) anderen broeder te recht, en dat voor ongelovigen.
7)Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u,14) dat gij met elkander rechtzaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade?
8)Maar gijlieden doet15) ongelijk, en doet schade, en dat den broederen.
9)Of weet gij niet, dat de onrechtvaardigen16) het Koninkrijk17) Gods niet zullen beerven?
10)Dwaalt niet;18) noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk19) Gods beerven.
11)En dit waart gij sommigen; maar20) gij zijt afgewassen,21) maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam22) van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods;
12)Alle dingen zijn23) mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar ik zal onder de macht24) van geen mij laten brengen.
13)De spijzen zijn voor de buik, en de buik is voor de spijzen; maar God zal beide dezen en die te niet doen. Doch het lichaam is niet voor de hoererij,26) maar voor den Heere27) en de Heere voor het lichaam.25)28)
14)En God heeft ook den Heere opgewekt, en zal ons opwekken door29) Zijn kracht.
15)Weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn? Zal ik dan de leden van Christus nemen, en maken ze leden ener hoer? Dat zij verre.30)
16)Of weet gij niet, dat die de hoer aanhangt, een lichaam met haar is? Want die twee, zegt Hij,31) zullen tot een vlees wezen.
17)Maar die den Heere32) aanhangt, is een geest met Hem.33)
18)Vliedt de hoererij. Alle zonde, die34) de mens doet, is buiten het35) lichaam, maar die hoererij bedrijft, zondigt tegen zijn eigen37) lichaam.36)
19)Of weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van den Heiligen Geest, Die in u is, Dien gij van God39) hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt?38)40)
20)Want gij zijt duur gekocht:41) zo verheerlijkt dan God in uw lichaam42) en in uw geest, welke Godes zijn.43)